6 Inbedrijfname/buitenbedrijfstelling
6.1 Inbedrijfname
6.1.1 Voorwaarde voor de inbedrijfname
Vóór inbedrijfname van het pompaggregaat moet aan de volgende punten zijn voldaan:
– De bedrijfsgegevens zijn gecontroleerd.
– De pomp/het pompaggregaat is volgens de voorschriften opgesteld en aangesloten.
– Het pompaggregaat is volgens de voorschriften elektrisch met alle
beveiligingsvoorzieningen aangesloten. [ð Hoofdstuk 5.8, Pagina 24]
6.1.2 Inschakelen
WAARSCHUWING
Vrij toegankelijke waaier in de voetopening
Letselgevaar, naar binnen trekken en afknellen van ledematen!
Ø Nooit bij een lopend pompaggregaat in de voetopening grijpen.
Ø Bij onderhoud / reiniging het pompaggregaat spanningsvrij schakelen.
Besturing via handbedrijf of extern schakelapparaat
Handbedrijf:
– Als de spanningsvoorziening tot stand is gebracht, is het pompaggregaat bedrijfsklaar.
Extern schakelapparaat:
– Als de spanningsvoorziening tot stand is gebracht, is het pompaggregaat bedrijfsklaar.
– Het pompaggregaat gaat automatisch aan als er aan de inschakelvoorwaarden is
voldaan. [ð Hoofdstuk 5.5.1, Pagina 20]
Besturing via geïntegreerde vlotterschakelaar
– Als de spanningsvoorziening tot stand is gebracht, is het pompaggregaat bedrijfsklaar.
– Het pompaggregaat gaat automatisch aan als de vlotter schakelpunt A bereikt.
[ð Hoofdstuk 5.5.2, Pagina 21]
6.2 Grenzen van het bedrijfsgebied
6.2.1 Schakelfrequentie
LET OP
Te hoge schakelfrequentie
Beschadiging van de motor!
Ø Nooit de vermelde schakelfrequentie overschrijden.
Maximaal 30 schakelingen per uur toegestaan
6.2.2 Maximale dompeldiepte
Dompeldiepte van maximaal 2 m toegestaan
25 / 36