1.7
Het vochtmeetsysteem bevestigen
U bevestigt het vochtmeetsysteem door de elektronische eenheid, de sondes en de bemonsteringssystemen op hun
plaats te installeren.
1.7.1
De elektronische eenheid bevestigen
Gebruik de omtrektekeningen en maatschetsen in de Certificatie- en Veiligheidsverklaringen achterin de
handleiding om de moisture.IQ te bevestigen. Op die tekeningen staan de tussenruimtes en andere
bevestigingsmaten vermeld die u nodig hebt om de plaats voor te bereiden waar het toestel zal worden bevestigd.
BELANGRIJK:
Als de stroomschakelaar na de installatie nog steeds door de operator kan worden gebruikt, is een
verbrekingsmechanisme niet nodig. Maar als de installatie de toegang tot de stroomschakelaar
blokkeert, moet volgens de Laagspanningsrichtlijn (IEC 61010) een extern verbrekingsmechanisme
worden voorzien, zoals een schakelaar of stroomonderbreker. Dat verbrekingsmechanisme moet ook
als dusdanig worden aangeduid, moet goed zichtbaar en direct toegankelijk zijn, en zich binnen 1,8
meter van het toestel bevinden.
Volg de richtlijnen in "Een installatielocatie" op pagina 2 voordat u de behuizing bevestigt.
N.B.:
Als de installatielocatie onvoldoende ruimte biedt voor eenvoudige aansluitingen, kunt u de aansluitingen
op de MIS- of M-serie sondes, Delta F zuurstofcel, uitvoeren en alarmen tot stand brengen voordat u het
instrument bevestigt.
1.7.2
Een bemonsteringssysteem bevestigen
De bemonsteringssystemen van Panametrics worden normaal op een metalen plaat met vier montagegaten
bevestigd. Op aanvraag kan Panametrics het bemonsteringssysteem ook in een behuizing leveren. In beide gevallen
bevestigt u de monstersysteemplaat of de behuizing met bouten in de bevestigingsgaten in elk van de vier hoeken.
Als u de omtrektekeningen en de tekeningen met de afmetingen van het bemonsteringssysteem hebt besteld,
maken zij deel uit van uw zending.
Sluit de inlaat van het bemonsteringssysteem aan op de retouruitlaat met behulp van geschikte aansluitstukken of
een geschikte NPT-adapter.
OPGEPAST!
moisture.IQ Handleiding
Stuur geen stroom door het bemonsteringssysteem totdat alle sondes en zenders
correct zijn geïnstalleerd.
Hoofdstuk 1. Installatie en bedrading
7