Nauwkeurigheidscontrole
Na u wk e u r i g h e i d s c o n t r o l e
Controleer de nauwkeurigheid van uw Leica
Lino L4P1 regelmatig en vooral bij belang-
rijke metingen. Controleer de Waterpaslock
alvorens de nauwkeurigheid te controleren.
Leica Lino L4P1
Waterpasstellen
Controle van de nauwkeurigheid van het zelf-
stellen
Stel het instrument op een statief op halverwege
tussen twee wanden (A+B) met circa 5 m onder-
linge afstand. Zet de Lock schakelaar in de stand
"Vrij" Richt het instrument op wand A en schakel
het instrument in. Activeer de horizontaal laserlijn
of laserspot en markeer de positie van de lijn of de
spot op wand (A1). Draai het instrument 180° en
markeer de horizontaal laserlijn of de laserspot op
exact dezelfde wijze op wand (B1).
Plaats vervolgens het instrument op dezelfde
hoogte zo dicht mogelijk bij wand A en markeer
opnieuw de laser op wand A (A2). Draai het instru-
ment 180° en markeer de laser op wand B (B2).
Meet de afstanden tussen de gemarkeerde pun-
ten A1-A2 en B1-B2. Bepaal het verschil tussen
de twee metingen.
|(A1 - A2) - (B1 - B2)| <=2 mm
Als het verschil niet groter is dan 2 mm, dan is de
nauwkeurigheid van de Leica binnen de tole-
ranties.
10