4.2.5
Beschaduwing
Kies de locatie van de dispenser zodanig dat het apparaat beschermd is tegen directe
zoninstraling. Installeer indien nodig een geschikte zonwering zoals in de volgende
voorbeeldafbeelding. Directe zoninstraling kan de dispenser en de laadkabels extra
opwarmen. Als de dispenser te warm wordt, wordt het laadvermogen gereduceerd (derating)
of wordt de dispenser uitgeschakeld.
Sterke ultraviolette straling bevordert vroegtijdige veroudering van de isolatie van de
laadkabels. Onderhoudsintervallen kunnen daardoor korter worden.
Afbeelding 4-7 Voorbeeld van beschaduwing
4.2.6
Elektrische installatie
• Laagspanning:
De Dispenser is ontworpen voor de aansluiting op het laagspanningsnet AC 230 V via het
laadstation. Verbind de Dispenser via een correct gedimensioneerde toevoerleiding met
het SICHARGE UC -laadstation.
• Gelijkspanning:
De Dispenser is ontworpen voor de aansluiting van gelijkspanning op een
SICHARGE UC -laadstation. Verbind de Dispenser via een correct gedimensioneerde
leiding.
OPMERKING
DC-leidingen leggen ter voorkoming van radiofrequente storingen
Installeer de DC-laadkabel van het laadstation naar de Dispenser ondergronds en bevestig
de kabels op de grond. Indien ze bovengronds worden gelegd, is het aan te bevelen om
afgeschermde kabels te gebruiken om de elektromagnetische straling van de kabel te
beperken. Bij storingen op de radiofrequentie kunnen aanvullende maatregelen
noodzakelijk zijn. Maatregelen zijn bijv. het gebruik van EMC-filters of ferrieten, die dan
aan de uitgang van de DC-laadkabel moeten worden aangebracht.
Dispenser
Bedieningshandleiding, 11/2023, A5E53025448-AC
Gebruiksplanning
4.2 Opstelplaats bepalen
47