Printresolutie
De printkop van de printer heeft in beide richtingen (verticaal, horizontaal) een vaste resolutie van
360 dpi.
Elke geprinte regel heeft een hoogte van maximaal 128 punten. Dit komt overeen met 9,03 mm.
In horizontale richting is het bedrukbare vlak alleen begrensd door het object waarop wordt geprint
(→ "Afb.
7").
Hiermee moet rekening worden gehouden bij het instellen van het printbereik ("papierformaat") in de
applicatie die voor het printen wordt gebruikt.
Printkwaliteit
De kwaliteit van de afdrukken en de resolutie zijn afhankelijk van:
• het materiaal van de cassette; dit betreft ook de gebruikte kleurstoffen,
• het oppervlak van het tekstveld van de gebruikte cassette
De definitieve resolutie van de afdruk wordt niet alleen door de resolutie van de printkop bepaald.
Als het oppervlak van de cassette geen 360 dpi aankan, zal de "vervloeiende" inkt tot een slecht
printresultaat leiden. In dat geval is het beter om een lagere resolutie te gebruiken.
Het printerstuurprogramma biedt de mogelijkheid om de resolutie te verlagen van 360 dpi naar 180 dpi
(→ P. 59 – 5.4 Instellingen
3.3.3 Streepjescodes printen
Het printen van leesbare streepjescodes is van meerdere factoren afhankelijk. De belangrijkste factoren
die van invloed zijn op het printresultaat zijn:
• printertechnologie
• de wijze waarop de streepjescode wordt gemaakt
• het printmedium
• de gebruikte streepjescodescanner
Printertechnologie
• Het apparaat is een matrixprinter, waarbij de geprinte informatie is opgebouwd uit puntjes van
inkt. Het is niet mogelijk om streepjescodegegevens te sturen, een specifiek streepjescodetype te
selecteren en vervolgens met de printer de streepjescode te maken en te printen.
Leica IP C
Apparaatonderdelen en specificaties
printerstuurprogramma).
(→ "Afb.
7-1").
3
23