2
4
3
GEVAAR
Als u een passagier vervoert, dient u
deze over het rijden in te lichten, zodat
hij geen problemen veroorzaakt tijdens
uw bewegingen.
Voordat u vertrekt dient u te controleren
o f d e h o o f d - e n d e z i j s t a n d a a r d
helemaal zijn ingeklapt.
Om te vertrekken:
u
De motor starten, zie pag. 36 (HET
VOERTUIG STARTEN).
u
Zet de achteruitkijkspiegeltjes goed.
u
Met de gashendel (2) in stand A en de
motor op het stationair toerental, trekt u
de koppelingshendel (3) helemaal in.
u
Het voertuig in de 1e versnelling zetten:
versnellingshendel (4) naar onder.
u
De remhendel loslaten (ingeknepen
tijdens het starten).
GEVAAR
Als u de versnellingshendel te snel of te
bruusk loslaat tijdens het vertrek, kan
de motor uitslaan en het voertuig
steigeren.
Geef niet te hard of te veel gas als u de
v e r s n e l l i n g s h e n d e l l o s l a a t o m t e
voorkomen dat de versnelling "slipt" (te
traag loslaten) of dat het voorste wiel
omhoog komt (te snel loslaten).
u
De
koppelingshendel
loslaten en tegelijkertijd de gashendel
(2) een beetje opendraaien (stand B).
Het voertuig begint te rijden.
u
Rijd enkele kilometers lang niet te snel
om de motor warm te laten lopen.
2
3
Het maximale toerental van de motor
niet overschrijden, zie pag. 41 (HET
VOERTUIG INRIJDEN).
u
Verhoog de snelheid geleidelijk aan met de
gashendel (2) (stand B) en zonder het
maximale toerental te overschrijden, zie
pag. 41 (HET VOERTUIG INRIJDEN).
Om over te schakelen naar de tweede
versnelling:
(3)
langzaam
Tamelijk snel handelen.
Niet rijden met een te laag toerental van
de motor.
u
De gashendel (2) (stand A) loslaten, de
koppelingshendel intrekken (3), de
versnellingshendel optrekken (4), de
k o p p e l i n g s h e n d e l ( 3 ) l o s l a t e n e n
versnellen.
u
Deze laatste twee handelingen herhalen
om naar de volgende versnellingen over
te schakelen.
5
4
OPGELET
OPGELET
gebruik en onderhoud Nevada
39