Handleiding Serie TT-2000
3.4
BEKABELING
Onder het schroefdeksel (3) bevindt zich de aansluitprint. Onder het schroefdeksel (1) bevindt zich de
zero en span instelling voor de programmering van de transmitter.
Het aandraaimoment van de aansluitschroeven dient minimaal 1.0 Nm en maximaal 1,2 Nm te zijn.
De signaalkabel ca. 5 cm ontdoen van de mantel, aderuiteinde ca. 1 cm ontdoen van de isolatie.
Monteer de juiste adereindhulsjes en zorg voor een juiste verbinding van de adereinden onder de
aansluitschroeven.
De aderdiameter van de signaalkabel dient minimaal 0,2 mm
(16 AWG) te zijn.
Opmerking: In applicaties waarbij kunststoftank of –leidingen toegepast zijn, moet de transmitter wel geaard
worden. De CER-2000 met een kunststof procesaansluiting moet geaard worden. Het foutief aansluiten van + en
- zal de transmitter niet beschadigen, echter de transmitter zal pas werken indien + en - goed zijn aangesloten.
H/NL/TT-2000-Ex/07-2022/10
Externe apparatuur dient bij voorkeur op de min zijde
van het 2-draads systeem aangesloten te worden.
Figuur links toont de aansluitprint van de transmitter.
De aansluitdraden moeten op aansluitpunten 3 (-) en 4
(+) worden aangesloten.
2
(24 AWG) en maximaal 1,5 mm
Figuur links toont de aansluitprint van de transmitter.
De aansluitdraden moeten op aansluitpunten 3 (-) en 4
(+) worden aangesloten.
De transmitter dient altijd geaard te worden.
Gebruik een standaard 2-draads afgeschermde kabel.
Tevens dient de signaaldraad extra beschermd te
worden in kabelgoten c.q. in de nabijheid van "zware"
elektronische apparatuur (bijv. frequentie regelaars of
zware pompen).
Indien de transmitter gemonteerd wordt in een geaarde
tank of leiding, mag de transmitter zelf niet geaard
worden. Voorkom dubbele aarding om het ontstaan
van een "aardloop" te voorkomen.
Klay Instruments b.v.
Pagina 5/15
2