— [BUILT-IN] : Selecteert de FX [BUILT-IN] van [SEND].
— [EXT1] : Selecteert het effectgeluid van een apparaat dat is aangesloten op de
[EXT1 RETURN]-aansluitingen.
— [EXT2] : Selecteert het effectgeluid van een apparaat dat is aangesloten op de
[EXT2 RETURN]-aansluitingen.
— [BUILT-IN, EXT1, EXT2] : Selecteert de effectgeluiden van alle [SEND]-
knoppen ([BUILT-IN] en [EXTERNAL]-knoppen).
2. TRIM-knop
Regelt het volume voor het kanaalingangsgeluid.
COMP-knop
3.
Stelt het compressieniveau in.
Als u rechtsom draait, wordt het effect vergroot.
Als u helemaal linksom draait, wordt het oorspronkelijke geluid uitgevoerd.
4.
EQ-knoppen (HI, HI MID, LOW MID, LOW)
Regelt het volume van elke band.
Deze knoppen werken in het volgende bereik.
— [HI] : –∞ dB tot +6 dB
— [HI MID] : –26 dB tot +6 dB
— [LOW MID] : –26 dB tot +6 dB
— [LOW] : –∞ dB tot +6 dB
5.
Kanaalniveau-aanduiding
Toont het volumeniveau voordat het geluid door de kanaalfader gaat.
FILTER-knop (pagina 42)
6.
BEAT FX ASSIGN-knop (pagina 56)
7.
8.
SEND-knop (pagina 44)
CUE A-knop (pagina 36)
9.
10. CUE B-knop (pagina 36)
11. Kanaalfader
Regelt het volume voor het kanaaluitgangsgeluid volgens de kanaalfadercurve
gespecificeerd via [CH FADER CURVE] (pagina 31). U regelt het volume door de
kanaalfader langs de schaal te verschuiven.
Audio-uitgang
28