FOTOGRAFEREN MET FLITS
NL
De camera bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven
van één of meer meetflitsen vóór de eigenlijke opname. Onmiddel-
lijk daarna, tijdens de belichting, wordt de hoofdflits geactiveerd.
Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijvoorbeeld filters,
diafragma-instelling, afstand tot het hoofdonderwerp, reflecterende
plafonds enzovoort) worden automatisch verwerkt.
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De gehele in deze handleiding beschreven functieomvang inclusief
TTL-flitsmeting is uitsluitend beschikbaar met Leica systeem-flitsap-
paraten zoals de SF 40. Andere flitsapparaten, die slechts één
positief middencontact hebben, kunnen via de Leica Q2 Mo-
nochrom best worden geactiveerd, maar niet geregeld. Bij gebruik
van andere flitsapparaten kan een correcte werking niet worden
gegarandeerd.
Belangrijk
• Gebruik van niet-compatibele flitsapparaten op de Leica Q2
Monochrom kan in het ergste geval leiden tot onherstelbare
schade aan de camera en / of aan het flitsapparaat.
98
FLITSER PLAATSEN
▸
Camera en flitsapparaat uitschakelen
▸
Accessoireschoen-kapje naar achteren eraf trekken en veilig
opbergen
▸
Voet van het flitsapparaat geheel in de accessoireschoen
schuiven en, indien aanwezig, met de klemmoer tegen ongewild
eruit vallen beveiligen
• Dit is belangrijk omdat veranderingen in de positie in de
accessoireschoen de contacten kunnen onderbreken en dus
storingen kunnen veroorzaken.
FLITSAPPARAAT AFNEMEN
▸
Camera en flitsapparaat uitschakelen
▸
Flitsapparaat afnemen
▸
Accessoireschoen-kapje weer plaatsen
Aanwijzing
• Het accessoireschoen-kapje moet altijd zijn aangebracht als er
geen accessoire wordt gebruikt.