Aanwijzingen
• Voor de ingestelde correcties geldt - onafhankelijk van de wijze
waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd: Deze blijven zo lang
geldig tot ze handmatig weer op
zeggen: ook als de camera tussendoor uit- en weer ingeschakeld
is geweest.
• Een op de camera ingevoerde correctiewaarde is niet effectief
zodra op een overeenkomstig uitgeruste en geplaatste flitser,
zoals de Leica SF 60, een correctiewaarde wordt ingevoerd.
• De menuoptie
Flash Exp. Compensation
Flash Exp. Compensation
gebruik met flitsapparaten, waarop de correctie niet zelf kan
worden ingesteld (bijvoorbeeld Leica SF 26).
• Een met plus-correctie gekozen heldere flitsverlichting vereist
een hoger flitsvermogen. Daardoor beïnvloedt een flitsbelich-
tingscorrectie meer of minder sterk het flitsbereik: een
plus-correctie vermindert haar, een minus-correctie verhoogt
haar.
• Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt
uitsluitend de meting van het aanwezige licht. Wanneer u in de
flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTL-flitsmeting wenst,
moet u deze extra op het flitsapparaat instellen. (Uitzondering:
met de Leica SF 26 moet de correctie aan de camera per
menubediening worden ingesteld.)
worden teruggezet. Dat wil
0
0
dient uitsluitend voor het
MET FLITS FOTOGRAFEREN
▸
Flitsapparaat inschakelen
▸
Op het flitsapparaat de geschikte modus voor regeling van het
richtgetal (bijvoorbeeld TTL of GNC = Guide Number Control)
instellen
▸
Camera inschakelen
▸
Gewenste belichtingsmodus respectievelijk de gewenste
sluitertijd en / of diafragma instellen
• Let daarbij beslist op de kortste flitssynchronisatie-tijd, omdat
deze bepaalt of er een 'normale' opnameflits of een HSS-flits
wordt afgegeven.
▸
Vóór iedere flitsopname ontspanner aantikken om de belich-
tingsmeting in te schakelen
• Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van de
ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat eventueel
niet worden geactiveerd.
NL
103