Onderhouden remmen
Parkeerremmen afstellen
Stel de remmen af als de rempedaal meer dan 25 mm speling
heeft
(Figuur
69), of als er meer remkracht nodig is. Met
speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt
ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld.
Figuur 69
1. Speling
Opmerking: Gebruik de speling van de wielmotor om de
trommels heen en weer te bewegen om te controleren of deze
voor en na het afstellen vrij kunnen bewegen.
1. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u
de remmen vast. Draai hiervoor de voorste moer op
het draadeinde van de remkabel los
1
Figuur 70
1. Remkabels
2. Draai de achterste moer vast om de kabel naar achteren
te halen totdat de rempedalen 6,3 tot 12,7 mm speling
hebben
(Figuur
69) voordat het wiel blokkeert.
3. Draai de voorste moeren vast en controleer of beide
kabels de remmen gelijktijdig in werking stellen.
Opmerking: Zorg ervoor dat de kabelgeleiding niet
draait terwijl u de moeren vastdraait.
(Figuur
70).
2
2. Moeren voorzijde
Vergrendeling van parkeerrem
afstellen
Als de parkeerrem niet werkt of vergrendelt, moet de pal van
de parkeerrem worden afgesteld.
1. Draai de 2 schroeven los waarmee de pal van de
parkeerrem is bevestigd aan het frame
1
1. Remkabels
2. Schroeven (2)
2. Trap het pedaal van het parkeerrem naar voren totdat
de remvergrendeling de rempal geheel vastgrijpt
(Figuur
71).
3. Draai de 2 schroeven vast om de afstelling te borgen.
4. Trap op het rempedaal om de parkeerrem vrij te zetten.
5. Controleer de afstelling en stel nogmaals af indien dit
nodig is.
51
(Figuur
3
4
Figuur 71
3. Pal van parkeerrem
4. Remvergrendeling
71).
2