Figuur 29
1. Peilstok
4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil.
Opmerking: Het oliepeil moet tot aan de
V
-markering staan.
OL
5. Als het oliepeil beneden de V
verwijdert u de vuldop
totdat het oliepeil de V
bereikt.
Figuur 30
1. Olievuldop
Niet te vol vullen.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het oliepeil tussen
de markeringen voor het minimum- en het
maximumpeil op de peilstok staat. De motor kan
g027076
-markering staat,
OL
(Figuur
30) en vult u bij met olie
-markering op de peilstok
OL
defect raken als er te veel of te weinig olie in het
carter is.
6. Plaats de vuldop en sluit de motorkap.
Brandstof bijvullen
Gebruik uitsluitend schone, verse dieselbrandstof of
biodiesel met een laag <500 ppm) of ultralaag (<15 ppm)
zwavelgehalte. Het cetaangetal moet minimaal 40 zijn. Koop
brandstof in hoeveelheden die binnen 180 dagen kunnen
worden gebruikt zodat u altijd verse brandstof heeft.
Inhoud brandstoftank: 53 liter
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen
boven -7 °C en winterdieselbrandstof (nr. 1-D of
nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen beneden -7 °C.
Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage temperaturen biedt
een lager vlampunt en een lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt
het starten en vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Zomerdieselbrandstof gebruiken bij temperaturen boven
-7 °C draagt bij aan een langere levensduur van de pomp en
meer vermogen dan winterdieselbrandstof.
Belangrijk: Gebruik geen kerosine of benzine in plaats
van dieselbrandstof. Als u deze waarschuwing niet in
acht neemt, zal dit leiden tot beschadiging van de motor.
WAARSCHUWING
Brandstof is schadelijk of dodelijk bij inname.
Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden tot
ernstig letsel en ziekte.
• Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
• Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp
en de opening van een tank of een blik met
conditioner.
• Houd brandstof uit de buurt van ogen en huid.
Biodieselklaar
Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel
tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel
petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
•
Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen aan de
specificatie ASTM D6751 of EN14214.
•
Het dieselmengsel moet beantwoorden aan ASTM D975
of EN590.
•
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd door
biodiesel.
•
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een
lager percentage in koud water.
•
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in
contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der
tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
29