VIII.6. Aansluiting op het luchttechnische netwerk
Voor de luchttechnische aansluiting moeten de doorsneden van de kanalen worden gekozen in functie van de
afmetingen van de flexibele moffen, die correct moeten worden aangespannen. De kanalen moeten thermisch
geïsoleerd zijn en de eerste accessoires (ellebogen, T-stukken, enz.) moeten geplaatst worden op een afstand
van minstens 2,5 keer de diameter om elke storing (turbulentie) in de luchtstroom te vermijden die de goede werking
van de ventilatie-unit zou kunnen beïnvloeden. Het gewicht van de kanalen mag niet op de unit rusten.
VIII.7. Aansluiting van de elektrische voeding
Stroomopwaarts van de voedingskabel naar de ventilatie-unit moeten beveiligingen (stroomonderbreker,
differentieel) worden voorzien.
De voedingskabel moet rechtstreeks worden aangesloten op de achterkant van de lastscheider schakelaar die zich
bevindt aan de bovenkant van de ventilatie-unit.
Doorboor de rubberen doorvoertule en steek er de voedingskabel door. Sluit de voedingskabels rechtstreeks aan
op de klemmenstrook van de lastscheider schakelaar (gebruik adereindhulzen die gekrimpt kunnen worden).
Sluit de kabel voor de aarding (PE) aan op de daartoe voorziene klem (gebruik een schroefoog voor M6-bouten). De
kabel van de aarding (PE) moet een beetje langer zijn dan de fasedraad en de nuldraad.
Klem de voedingskabel stevig vast aan een vast onderdeel (chassis, kabelgoot, enz...).
1- Doorvoertule voor elektrische voedingskabel
2- Lastscheider schakelaar
3- Bijkomende doorvoertules voor aansluiting van optionele onderdelen
MS-CDF-023 - FABR. NR. : 225200→
SILVERTOP
Centrale dubbele flux met platenwisselaar
Update: eerste versie
Ind A
AIRVANCE
GROUP
19/55