Bij 0V kan een temperatuur van -50°C tot +50°C geko-
zen worden en bij 10V een temperatuur van 50°C
tot 300°C. De besturing zal de spanning middels een
lineaire lijn omzetten in een gewenste aanvoertempe-
ratuur. In het gebruikersniveau kan men de maximale
bedrijfstemperatuur instellen. De gewenste aanvoer-
temperatuur zal op deze waarde begrensd worden
ongeacht of de analoge ingang een hogere tempera-
tuur vraagt.
Afb. 10 Interne ketelbesturing d.m.v. analoog
(0-10 V) signaal (standaardinstelling)
Afb. 11 Externe ketelbesturing d.m.v. analoog
(0-10 V) signaal
B.2 Externe regeling
Het gewenste vermogen bedraagt 0% bij 0V en 100%
bij 10V (zie figuur 11). Zodra de spanning groter is als
1V zal de ketelmodule in bedrijf komen.
Wanneer de spanning onder de 0,5V daalt, zal de
ketelmodule uitschakelen.
De maximale be drijfs tem pe ra tuur kan in het
gebruikersniveau ingesteld worden.
C. Computer
C.1 Interne regeling
Met behulp van een computer, modem of GBS sys-
teem kan de ketelmodule ook aangestuurd worden.
Het inschakelcommando evenals de gewenste aan-
voertemperatuur wordt via de RS 232-ver bin ding
aan de ketelmodule doorgegeven. Alle waar den,
in stel lin gen e.d. kunnen nu ook via de
RS 232-verbinding uitgelezen worden.
Indien een modulerende rematic
toegepast, waarop iedere ketelmodule bedradings-
technisch is voorbereid, dient ook voor de 'Interne
regeling' te worden gekozen en 'Ketelbesturing:
Computer'.
C.2 Externe regeling
Nu wordt via de RS 232-verbinding het in- en uitscha-
kelcommando evenals het gewenste vermogen door-
gegeven. Ook nu weer kan men via deze verbinding
alle meetwaarden en instellingen doorgeven.
Voor meer informatie over de mogelijkheden van de
RS 232-verbinding kan een separaat in for ma tie blad
aangevraagd worden.
Optie 2 Taal:
Naar keuze Nederlands, Engels, Frans of Duits.
Optie 3 Schakeldifferentie aanvoertemperatuur
(setpoint hysterese):
Met deze parameter kan de schakelhysterese op de aan-
voertemperatuur ingesteld worden. Standaard staat deze
waar de op 10°C. Een regelstop zal altijd worden gege-
ven wanneer de aanvoertemperatuur gelijk is aan de
ingestelde maximale aanvoertemperatuur +5°C. De scha-
kelhysterese bepaalt wanneer de ketelmodule weer in ge-
scha keld wordt. Een waarde van 10°C betekent dat de
tem pe ra tuur 5°C onder de ingestelde maximale be drijfs-
tem pe ra tuur moet dalen voordat de ketelmodule weer in
bedrijf komt.
De waarde is te variëren tussen 5 en 15°C.
Optie 4 Maximale rookgastemperatuur:
De maximale rookgastemperatuur is instelbaar tussen
de 80 en de 230°C (standaardinstelling is 230°C). Stel
de maximale rookgastemperatuur niet lager in dan 15°C
boven de maximale retourtemperatuur van de installatie.
Optie 5 Luchtdrukinstellingen:
Hiermee kan men de maximale en de minimale verschil-
druk van de ketelmodule instellen. De maximum verschil-
druk is standaard ingesteld op de waarde voor 100%
belasting (zie de tabel op de ketelmodule, naast de type-
plaat). Deze kan lager ingesteld worden om de maximale
ke tel be las ting terug te brengen. Zo is de maximale ke tel be-
las ting op ti maal aan de warm te be hoef te van het ge bouw
aan te passen. Raadpleeg onze afdeling Marketing &
Sales support. Het minimum in te stellen lucht druk ver schil
komt overeen met een belastingspercentage van 33% per
module (zie tabel op de ketelmodule, naast de type plaat).
16
Remeha
Gas 6002 ECO
®
regeling wordt