83323607 1/2021-11 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Condenserende gasketel WTC-GB 80-A en WTC-GB 100-A
2.4.1 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
Bij alle werken moeten de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt
worden.
2.4.2 Normale werking
Alle kenplaten op het toestel leesbaar houden.
Voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectiewerken op tijd uitvoeren.
Toestel enkel met gesloten deksel gebruiken.
2.4.3 Elektrische werkzaamheden
Bij werken aan spanningsgeleidende onderdelen:
voorschriften ter voorkoming van ongevallen DGUV Vorschrift 3 (Duitsland) en
plaatselijk geldende voorschriften, in het bijzonder het Algemeen Reglement voor
Elektrische Installaties (A.R.E.I.), naleven;
gereedschap volgens EN 60900 gebruiken.
Het toestel bevat componenten die door elektrostatische ontlading (ESD)
beschadigd kunnen worden.
Bij werken op printplaten en contacten:
printplaat en contacten niet aanraken;
evt. ESD-beveiligingsmatregelen treffen.
2.4.4 Gastoevoer
Enkel de gasleverancier of een gehabiliteerde installateur mag gasinstallaties in
gebouwen en terreinen oprichten, wijzigen en onderhouden.
Het leidingsysteem moet overeenkomstig de werkingsdruk aan een
belastingsproef en dichtheidscontrole en/of een functionaliteitstest onderworpen
worden (zie bijv. DVGW-TRGI, arbeidsblad G 600).
Gasmaatschappij voor de installatie over de aard en de omvang van de geplande
installatie informeren.
Plaatselijke voorschriften en richtlijnen bij de installatie in acht nemen, bijv.
DVGW-TRGI, werkblad G 600; TRF volume 1 en volume 2.
Gastoevoer volgens de gassoort en de gaskwaliteit zodanig uitvoeren dat er
geen vloeibare stoffen ontstaan, bijv. condensaat. Bij LPG de verdampingsdruk
en de verdampingstemperatuur in acht nemen.
Enkel gekeurd en toegelaten dichtingsmateriaal gebruiken en daarbij de
gebruiksinstructies in acht nemen.
Toestel opnieuw instellen wanneer naar een andere gassoort wordt
overgeschakeld.
Dichtheidscontrole na elk onderhoud en elke storingsoplossing uitvoeren.
2.5 Afvoer van afvalstoffen
Materiaal en componenten doelmatig en milieuvriendelijk afvoeren. Daarbij de
plaatselijk geldende voorschriften naleven.
9-196
2 Veiligheid