2 Veiligheid
83323607 1/2021-11 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Condenserende gasketel WTC-GB 80-A en WTC-GB 100-A
2 Veiligheid
2.1 Doelmatig gebruik
Het toestel is geschikt voor:
Warmwaterstookkringen in gesloten systemen volgens EN 12828
Een debiet van maximaal:
WTC 80: 6900 l/h
WTC 100: 8600 l/h
De verbrandingslucht moet vrij zijn van agressieve stoffen (bijv. halogenen) en vrij
zijn van verontreiniging (bijv. stof). Bij verontreinigde verbrandingslucht in de
opstellingsruimte moet meer gereinigd worden en is meer onderhoud nodig. In dit
geval beveelt Weishaupt de ruimteluchtonafhankelijke werking van het toestel aan.
Het toestel mag enkel in gesloten ruimtes gebruikt worden.
De opstellingsruimte moet aan de plaatselijk geldende voorschriften voldoen. De
installatienormen NBN D 30-001, D 30-002 en D 30-003, de normen voor
gasvoorziening NBN D 51-001, D 51-003 (laatste editie), D 51-004 en D 51-005,
de normen voor stookplaatsen NBN/DTD 61-001 (≥70kW) en NBN/DTD 61-002
(<70 kW) en alle andere geldende normen dienen in acht te worden genomen.
Ondoelmatig gebruik kan:
verwondings- of levensgevaar voor de gebruiker of voor derden veroorzaken;
het toestel of andere voorwerpen beschadigen.
Het toestel is enkel geschikt voor huishoudelijk gebruik. Voor andere toepassingen
moet de geschiktheid voor het specifieke geval worden aangetoond door middel
van een risicobeoordeling. Het toestel is niet geschikt voor gebruik in industriële
processen.
2.2 Maatregelen bij gasreuk
Open vuur en vonkvorming verhinderen, bijv.:
Geen licht aan- of uitschakelen.
Geen elektrische toestellen aanraken.
Geen mobiele telefoons gebruiken.
Ramen en deuren openen.
Gaskogelkraan sluiten.
Huisbewoners waarschuwen, niet op een bel drukken.
Gebouw verlaten.
Van buiten het gebouw de verwarmingsinstallateur of gasmaatschappij
verwittigen.
2.3 Maatregelen bij rookgasreuk
Toestel uitschakelen en installatie buiten bedrijf stellen.
Ramen en deuren openen.
Verwarmingsinstallateur of Weishaupt-klantendienst verwittigen.
2.4 Veiligheidsvoorschriften
Storingen of gebreken die afbreuk doen aan de veiligheid moeten onmiddellijk
opgelost worden.
Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief
bepaalde levensduur overschreden is resp. vóór het volgende onderhoud
overschreden wordt, moeten uit voorzorg vervangen worden [hfst. 9.2].
8-196