De dealer demonteert en reinigt de volledige bin-
nen- en buitenzijde van de verende voorvork. Hij
reinigt en smeert de vuilafstrijkers en glijbussen,
controleert de aanhaalmomenten en stelt de
vork af op de voorkeuren van de berijder.
Tevens vervangt hij de schuifhulsen wanneer
deze teveel speling vertonen (meer dan 1 mm bij
de vorkbrug).
De dealer inspecteert de achterbouwdemper in-
en uitwendig, reviseert de achterbouwdemper,
vervangt alle luchtafdichtingen van luchtvorken,
reviseert de luchtveren, vervangt de olie en
vervangt de vuilafstrijkers.
Er wordt in het bijzonder gekeken naar slijtage
van de velgen en remmen. De spaken worden
zo nodig nagespannen.
8.1
As met snelspanner
VOORZICHTIG
!
Vallen door losgeraakte snelspanner
Een defecte of onjuist gemonteerde snelspanner
kan gegrepen worden door de remschijf en het wiel
blokkeren. Een val is het gevolg.
Monteer de snelspanhendel van het voorwiel aan
de zijde tegenover de remschijf.
Vallen door defecte of verkeerd gemonteerde
snelspanner
De remschijf kan tijdens gebruik zeer heet worden.
Onderdelen van de snelspanner kunnen hierdoor
schade oplopen. De snelspanner kan losraken. Een
val met letsel is het gevolg.
De snelspanhendel van het voorwiel en de
remschijf moeten aan tegenover elkaar liggende
zijden zitten.
Vallen door verkeerde afstelling van de
spankracht
Een te hoge spankracht beschadigt de snelspanner
zodat deze zijn werking verliest.
Onvoldoende spankracht leidt tot een ongunstige
krachtoverdracht. De verende voorvork of het frame
kan breken. Een val met letsel is het gevolg.
Bevestig een snelspanner nooit met
gereedschap (bv. een hamer of tang).
Gebruik uitsluitend spanhendels met correct
afgestelde spankracht.
MY20B09-6_1.0_15.01.2020
8.1.1
Snelspanner controleren
Controleer de stand en spankracht van de
snelspanhendel. De snelspanhendel moet vlak
tegen de onderste behuizing aanliggen. Bij het
omhalen van de snelspanhendel moet een
lichte afdruk op de handpalm te zien zijn.
Afbeelding 39: Spankracht van de snelspanner afstellen
Stel zo nodig de spankracht van de
spanhendel af met een 4 mm inbussleutel.
Controleer daarna opnieuw de stand en
spankracht van de snelspanhendel.
Afbeelding 40: Spankracht van de snelspanner afstellen
8.2
Versnelling instellen
Wanneer de versnelling niet goed overschakelt,
moet de spanning van de schakelkabel worden
afgesteld.
Trek de afstelwartel voorzichtig van de
behuizing van de schakelhendel weg en
verdraai deze.
Controleer de werking van de versnelling na
elke correctie.
Onderhoud
63