Nauwkeurigheidscontrole
Verticale en horizontale lijn
Controle van de nauwkeurigheid van de hori-
zontale lijn
Zet de lockschakelaar in de stand vrij. (zie
paslock). Plaats het instrument circa 5 m vanaf de
wand. Richt het instrument op de wand en schakel
het instrument in. Activeer de laserlijn en markeer
het snijpunt van de laserkruisdraad op de wand.
Draai het instrument naar rechts en daarna naar
links. Let op een verticale afwijking van de hori-
zontale lijn ten opzichte van de markering. Als het
verschil niet groter is dan 3 mm, dan is het instru-
ment binnen de toleranties.
Leica Lino L6R/L6G
Controle van de nauwkeurigheid van de ver-
ticale lijn
Water-
Zet de lockschakelaar in de stand vrij. (zie
paslock). Gebruik een schietlood als referentie en
hang deze zo dicht mogelijk tegen een wand van
circa 3 m hoog. Plaats het instrument op een
afstand van circa 1,5 m van de wand en op een
hoogte van circa 1,5 m. Richt het instrument op de
wand en schakel het instrument in. Draai het
instrument en lijn het uit met de onderzijde van het
schietlood. Bepaal nu de maximale afwijking van
de laserlijn ten opzichte van het schietlood over de
gehele lengte van de lijn. Als het verschil niet
groter is dan 2 mm, dan is het instrument binnen
de toleranties.
Neem contact op met uw plaatselijke lever-
ancier of geautoriseerde Leica Geosystems
dealer, als de laser buiten toleranties is.
Water-
15