1. 38 mm
2. 51 mm
3. 64 mm
4. 76 mm
5. Bout
2.
Kies een opening en let er hierbij op dat de
antiscalpeerrol is geplaatst bij de dichtstbijzijnde,
door u gewenste corresponderende maaihoogte.
3.
Monteer de flensmoer, de lagerbus, het
afstandsstuk en de bout. Vastdraaien met een
torsie van 54 tot 61 N·m
De afvoerplaat instellen
Uitsluitend model 31336
U kunt de uitworp van de maaier aanpassen aan
de maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat u de
sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het
beste maairesultaat verkrijgt.
1.
Verstel de sluitnokken door de hendel omhoog
te draaien; hierbij komen de sluitnokken los
(Figuur
14).
2.
Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige
wijze in de sleuven dat de machine de gewenste
afvoer heeft.
3.
Draai de hendel terug om de plaat en de
sluitnokken vast te zetten
4.
Als de sluitnokken de plaat niet goed
vergrendelen of te strak zijn, draait u de hendel
los en draait u de sluitnok. Stel de sluitnok af tot
u de gewenste sluitdruk hebt verkregen.
Figuur 13
6. Lagerbus
7. Antiscalpeerrol
8. Afstandsstuk
9. Flensmoer
(Figuur
13).
(Figuur
14).
g244075
1. Hendel ontgrendelen
2. Draai de sluitnok om de
sluitdruk te doen toe- of
afnemen
Stand van afvoerplaat
instellen
Uitsluitend model 31336
De volgende afbeeldingen zijn uitsluitend bedoeld als
aanbeveling. De instelling is afhankelijk van de soort
gras, het vochtgehalte en de hoogte van het gras.
Opmerking:
rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent
u de plaat.
Stand A
Dit is de volledig achterwaartse stand. Deze stand
wordt aanbevolen voor de volgende gevallen:
•
Maaiomstandigheden met kort, licht gras
•
Droge omstandigheden
•
Kleine hoeveelheid maaisel
•
Werpt maaisel verder weg van de maaimachine
15
Figuur 14
3. Plaats de afvoerplaat
4. Hendel vergrendelen
Als het motorvermogen afneemt en de
Figuur 15
g008961
g016476