Figuur 15
1. Draai de achterlaadklep
ongeveer in de 45°-stand.
2. Beweeg de achterlaadklep
enkele keren heen en
weer.
3.
Beweeg de achterlaadklep enkele keren heen
en weer met korte, schokkende bewegingen
(Figuur
15).
Opmerking:
Dit helpt om materiaal tussen de
hengsels vandaan te krijgen.
4.
Laat de achterlaadklep zakken en controleer
of er materiaal is achtergebleven tussen de
hengsels.
5.
Herhaal stappen
1
tussen de hengsels is.
6.
Draai de achterlaadklep naar boven en naar
voren tot de borgflenzen van de achterlaadklep
gelijk komen met het vak voor de achterlaadklep
in de laadbak
(Figuur
Opmerking:
Breng de achterlaadklep
omhoog of omlaag om de borgflenzen van de
achterlaadklep uit te lijnen met de verticale
openingen tussen de achterlaadklepflenzen van
de laadbak.
7.
Laat de achterlaadklep zakken tot deze in de
achterzijde van de laadbak zit
Opmerking:
De borgflenzen van de
achterlaadklep zitten stevig vast dankzij de
achterlaadklepflenzen van de laadbak.
3. Hengels
tot
4
tot al het materiaal van
14).
(Figuur
14).
Dagelijks onderhoud
uitvoeren
Voer elke dag voordat u de machine start de
procedures uit in het onderdeel Telkens voor
gebruik/Dagelijks in
Bandenspanning
g024491
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Aanbevolen spanning van voor- en achterbanden:
55 tot 103 Kpa (8 tot 22 psi)
Belangrijk:
De maximale bandenspanning op de
wang van de band niet overschrijden.
Opmerking:
afhankelijk van het gewicht dat u van plan bent te
transporteren.
1.
Controleer de bandenspanning.
•
Gebruik een lagere bandenspanning
voor lichtere ladingen, voor minder
bodemcompactie, voor een soepeler
rijgedrag en voor minder bandensporen op
de grond.
•
Gebruik een hogere bandenspanning om
zwaardere ladingen met hogere snelheid te
transporteren.
2.
Indien nodig dient u de luchtdruk in de banden
aan te passen door lucht in de banden te
pompen of deze af te laten.
19
Onderhoud (bladz.
De vereiste bandenspanning is
Figuur 16
25).
g001055