Beveiligingsfuncties
a
Als Wachtwoordbeveiliging al is ingeschakeld, moet u het
wachtwoord invoeren.
Als het ingevoerde wachtwoord juist is, wordt het
instellingenmenu voor Wachtwoordbeveiliging weergegeven.
s "Wachtwoord invoeren"
b
Selecteer het type wachtwoordbeveiliging dat u wilt instellen en
druk op [
].
c
Selecteer Aan en druk op [
Druk op de knop [Esc] om naar het scherm van stap 2 terug te
keren.
d
Het wachtwoord instellen.
(1)
Selecteer Wachtwoord en druk op [
(2)
Het bericht "Wachtwoord wijzigen?" wordt weergegeven. Selecteer Ja en
druk op [
]. Het standaardwachtwoord is "0000". Wijzig dit in het door
u gekozen wachtwoord. Als u Nee selecteert, wordt het in stap 2 getoonde
scherm opnieuw weergegeven.
pag.125
].
].
(3)
Houd de [Num]-knop ingedrukt en voer met de numerieke knoppen een
getal van vier cijfers in. Het ingevoerde nummer wordt weergegeven als "*
* * *". Als u het vierde cijfer invoert, wordt het bevestigingsscherm
weergegeven.
(4)
Voer het wachtwoord opnieuw in.
"Het nieuwe wachtwoord is opgeslagen." wordt weergegeven.
Als u een onjuist wachtwoord invoert, verschijnt er een melding dat u het
wachtwoord opnieuw moet invoeren.
Wachtwoord invoeren
Als het wachtwoordinvoerscherm wordt weergegeven, voert u met de
afstandsbediening het wachtwoord in.
Houd de [Num]-knop ingedrukt en voer met de numerieke knoppen het
wachtwoord in.
Afstandsbediening
125