Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Satel VERSA Handleiding pagina 58

Verberg thumbnails Zie ook voor VERSA:
Inhoudsopgave

Advertenties

56
APMD-150 Detector
1. Voer een geschikte waarde in voor het F
2. Bepaal of de detector altijd actief (
te zijn. Druk op
3. Voer een cijfer tussen 1 en 4 in, corresponderend met de geselecteerde gevoeligheid van
de PIR sensor. (1 – minimaal; 4 – maximaal). Druk op
4. Voer een cijfer in tussen 1 en 8, corresponderend met de geselecteerde gevoeligheid van
de Radar sensor. (1 – minimaal; 8 – maximaal) Druk op
5. Gebruik de
(PIR+RADAR, PIR of RADAR). Druk op
AMD-100 en AMD-101 Magneetcontacten
1. Voer een geschikte waarde voor het F
2. Bepaal of de detector altijd actief dient te zijn (
ingeschakeld). Druk op
3. Gebruik de
lange zijde) actief dient te zijn. Druk op
Opmerking: De laatste (derde) stap van de programmering is beschikbaar voor detectoren
met elektronica versie 3.5 D of nieuwer. In de detectoren met oudere
elektronica, zal de programmering beëindigen na de tweede stap.
AMD-102 Magneetcontact
Na het selecteren van de eerste zone naar waar het magneetcontact is toegewezen doe het
volgende:
1. Voer een geschikte waarde in voor het F
2. Bepaal of de detector altijd actief dient te zijn (
ingeschakeld). Druk op
3. Gebruik de
lange zijde) actief dient te zijn. Druk op
Na het selecteren van de tweede zone naar waar het magneetcontact is toegewezen doe het
volgende:
1. Voer een cijfer in met een bereik van 1 tot 8 welke correspondeert met het aantal pulsen,
waarna de zone zal worden geactiveerd. Druk op
2. Gebruik de
240 seconden of een continue duur. Druk op
AGD-100 Detector
1. Voer een geschikte waarde in voor het F
2. Bepaal of de detector altijd actief dient te zijn (
ingeschakeld). Druk op
3. Voer een cijfer van 1 tot 3 in, corresponderend met de geselecteerde gevoeligheid van
het hoogfrequente kanaal (zie: pagina 53 Tabel 8). Druk op
AVD-100 Detector
Selecteer de eerste van de twee zones aan welk de detector is toegekend en:
1. Voer een geschikte waarde in voor het F
2. Bepaal of de detector altijd actief dient te zijn (
ingeschakeld). Druk op
Programmeer Handleiding
.
en
toetsen, selecteer de manier van werking in de test mode
.
en
toetsen, selecteer welk van de twee reed-contacten (korte of
.
en
toetsen, selecteer welk van de twee reed-contacten (korte of
en
toetsen om de puls geldigheidsduur te selecteren: 30, 120 of
.
.
en druk op
ILTER
– optie uitgeschakeld,
.
in en druk op
ILTER
– optie uitgeschakeld,
.
en druk op
ILTER
– optie uitgeschakeld,
.
.
.
en druk op
ILTER
– optie uitgeschakeld,
en druk op
ILTER
– optie uitgeschakeld,
.
– optie ingeschakeld) dient
.
.
.
.
.
.
.
SATEL
– optie
– optie
– optie
– optie

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave