SATEL
uitgang voor 16 seconden worden uitgeschakeld. Als, nadat de voeding weer is aangezet,
een andere activering van de brand zone plaatsvindt, wordt het brand alarm aangestuurd.
12. V
OEDING AAN BIJ
actief dienen te zijn als het systeem is uitgeschakeld. Deze worden dan geactiveerd op het
moment van inschakelen, zonder in acht neming van de U
13. Z
ONE ACTIVERING
14. B
– Signaleert activering van de zones wanneer deze uitgeschakeld zijn.
EL
15. B
– Bediening bij gebruik van zones, klokken, bediendelen of van een
EDIENING
handzender.
16. K
LAAR STATUS
geactiveerde zones zijn (actief indien er geen activering is).
17. U
ITGANGSVERTRAGING STATUS
18. IN
– Indicatie van de IN mode (na voltooiing van de uitgangsvertraging teller).
STATUS
19. S
TORING STATUS
20. A
/I
LARM
NSCHAKEL STATUS
status (continue mode – na het einde van de uitgangsvertraging aftelling).
21. D
H
ETECTOREN
resetten. Geactiveerd op het moment van starten van de inschakel procedure (De
uitgangsvertraging niet meegeteld). Deze kan ook worden geactiveerd door de gebruik te
maken van de U
6.3
Uitgang parameters
Fig. 10. "Versa – Uitgangen" venster in het D
Uitgang Naam – Individuele naam van de uitgang (tot 16 karakters).
Insteltijd – Tijd gedurende welk de alarm uitgangen en de uitgangen met functies 13. Z
, 14. B
ACTIVERING
van de waarde 0 modificeert de manier van functionering van sommige uitgangen:
– Alarm uitgangen blijft actief totdat het alarm hersteld is,
– Uitgang 13. Zone activering blijft actief naar gelang de tijd van de zone activering, (de
P
optie is dan uitgeschakeld),
ULS
– de 14. B
uitgang blijft actief totdat deze wordt gedeactiveerd door de Uitgangen
EL
gebruiker functie,
– Uitgang 15. B
uitschakelen van de klok of uitschakelen van de uitgang bij gebruik van het bediendeel
(Puls mode) plaatsvindt.
Activering: Zones – De zones waarvan de status effect heeft op de uitgang status.
IN – De specifieke uitgang voor het voeden van detectoren welke niet
– Signaleert activering van de zones.
– Indicatie of het systeem klaar is om in te schakelen, bijv. Of er geen
– Indicatie dat de U
– Indicatie storingen.
– Verwijst naar alarmen (pulserende mode) en de Inschakel
– Specifieke uitgang om het alarmgeheugen van detectoren te
ERSTELLEN
gebruikers functie.
ITGANGEN RESET
en 15. B
EL
EDIENING EN
blijft actief tot een andere activering van de bedieningszone,
EDIENING
VERSA
ITGANG VERTRAGING
ITGANGSVERTRAGING
LOAD
21. D
ETECTOREN
.
teller werkt.
X programma.
H
actief zijn. Invoer
ERSTELLEN
39
ONE
RESET