3.
Zet de hendel naar de stand tractie - N
en de aandrijving messenkooi - U
4.
Zet de hendel naar de stand tractie - V
en de aandrijving messenkooi - A
geef meer gas totdat de machine de gewenste
snelheid heeft bereikt. Duw vervolgens de
machine de green op, laat de maai-eenheid neer
en begin met maaien.
De bedieningsorganen gebruiken
na het maaien
1.
Rij de machine van de green af, schakel de
messenkooi uit en zet de rijhendels in de stand
U
en zet de motor af.
IT
2.
Maak de grasmand leeg, monteer de grasmand
op de maaier en transporteer de machine naar
de stalling.
Na gebruik
Veiligheid na het werk
Algemene veiligheid
•
Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet.
Als de machine een brandstofafsluitklep heeft,
draait u deze dicht na het maaien.
•
Verwijder gras en vuil van de machine om brand te
voorkomen. Neem gemorste olie of brandstof op.
De machine transporteren
Na het maaien: transporteer de machine van
de werkplek, zie
De machine transporteren met
transportwielen (bladz. 23)
met een aanhanger (bladz.
EUTRAAL
(Figuur
32).
IT
OORUIT
(Figuur
AN
of
De machine transporten
23).
32),
27