Q
Apparaatinstellingen
U kunt de volgende instellingen van uw
A p p a r a a t i n s t e l l i n g e n
apparaat op het bedieningspaneel
wijzigen:
het volume van de instructiesignalen
■
(bijv. aan programma-einde),
het volume van de
■
bedieningssignalen
de helderheid van het touch-display
■
U kunt de apparaatinstellingen wijzigen,
door de instelmodus te activeren.
Instelmodus activeren
Zet het apparaat aan, mocht het
1.
uitgeschakeld zijn.
Kies op het touch-display ç
2.
gedurende 3 seconden.
De instelmodus is geactiveerd.
Op het touch-display verschijnen de
indicaties voor de instellingen à en '
met het actuele volume van de
instructiesignalen.
Het programma op positie 1 is gekozen.
Wijzig nu de apparaatinstellingen.
3.
Apparaatinstellingen
Volume van de
instructiesignalen wijzigen
Kies de selectietoets ˜, tot de
1.
gewenste instelwaarde verschijnt.
Instelwaarden:
0
uit
1
zacht
2
gemiddeld
3
luid
4
zeer luid
U kunt de instelmodus beëindigen of
2.
verder gaan.
Volume van de
bedieningssignalen wijzigen
Kies het programma op positie 2.
1.
Op het touch-display verschijnt ›
met het actuele volume van de
bedieningssignalen.
nl
35