- 19 -
Eindschakelaar E.16 controleren. Wanneer E.16 bediend wordt, mag de hoogwerker
niet in werking kunnen gezet worden.
Test de eindschakelaar E.43 en de inductieve sensor E.44 (Zie tekening pagina 22).
Wanneer de eindschakelaar E.43 geactiveerd is, mag de lift niet werken. Wanneer de
inductieve sensor E.44 geactiveerd is, mag de telescoop niet meer dalen en de
telescooparm niet meer uitschuiven. Indien er twijfels zijn over welke schakelaar er
geactiveerd is, kan men dit nakijken doordat bij activering van de inductieve sensor E.44
de telescoop nog steeds kan inschuiven. Dit is onmogelijk bij activering van de
eindschakelaar E.43. Een eenvoudige manier om de inductieve sensor E.44 te testen, is
door de telescoop uit te schuiven tot de sensor de beweging onderbreekt. Test van de
eindschakelaar E.43, gebeurt door het indrukken van de kop van de eindschakelaar,
gebruik hierbij een schroevendraaier die tussen de beschermplaat kan.
Eindschakelaar D.1 controleren. Wanneer D.1 bediend wordt, mag het draaien naar
rechts niet mogelijk zijn.
Eindschakelaar D.2 controleren. Wanneer 0.2 bediend wordt, mag het draaien naar
links niet mogelijk zijn.
Eindschakelaars E.1, E.2, E.3 en E.4 controleren. Indien de steunbenen bij het opstellen
van de hoogwerker niet volledig beneden zijn, lichten een of meerdere van de 4 rode
controlelampjes voor de steunbenen oplichten. Alle bewegingen moeten uitgeschakeld
zijn, wanneer de sleutelschakelaar in positie hoogwerker (2c) geplaatst wordt.
Eindschakelaars E.27 controleren. Indien E.27 bediend wordt, mag het niet mogelijk
zijn, de steunbenen te bedienen.
Eindschakelaars E.40 (op de draaikrans) controleren. Indien E.40 bediend wordt, mag
het niet mogelijk zijn, de steunbenen te bedienen.
Noodstop in de korf (S.12) activeren. Alle bewegingen moeten uitgeschakeld zijn.
Noodstop in de korf ontgrendelen en dan de noodstop onderaan (S.11) activeren. Alle
bewegingen moeten nu uitgeschakeld zijn.