16
4. Een lijst met geteste elementen zal worden weergegeven. Het aantal geteste elementen
wordt weergegeven op de eerste regel van het scherm. De
geselecteerde element. Als je de uitgebreide informatie over het geselecteerde element
wilt bekijken, druk je op
3.4.8
De systeeminformatie bekijken
1. Open het gebruikersmenu. De
2. Druk op de
3. Druk op
brandmeldsysteem, het nevenpaneel en de ACSP-ETH en ACSP-RSI modules. Je kunt
ook de netwerkparameters van de ACSP-ETH module bekijken.
3.5
Bediening op niveau 2
3.5.1 Inschakelen / uitschakelen van de uitgestelde alarm mode
Druk op
VERTRAGINGEN om de uitgestelde detectie mode (tweetraps detectie) in of uit
te schakelen. Als de uitgestelde detectie mode is ingeschakeld, brandt de gele led boven de
knop.
De uitgestelde detectie mode kan ook automatisch worden ingeschakeld nadat het
brandmeldsysteem is ingesteld op de modus "Beheer aanwezig" en worden
uitgeschakeld nadat het brandmeldsysteem is ingesteld op de modus "Beheer
afwezig".
3.5.2
De bedieningsmodus van het brandmeldsysteem wijzigen: Beheer
aanwezig / Beheer afwezig
Druk op
Beheer om de bedieningsmodus van het brandmeldsysteem in te stellen op
"Beheer aanwezig" (dagbewaking mode) / "Beheer afwezig" (nachtbewaking mode). In de
modus "Beheer aanwezig" brandt de gele led boven de knop.
De bedrijfsmodus kan automatisch worden omgeschakeld:
− volgens het aanwezigheidsplan dat is geprogrammeerd in het brandmeldsysteem,
− afhankelijk van de ingangsstatus van het brandmeldsysteem van het type "Beheer
aanwezigheid",
− afhankelijk van het toegangsniveau van de beheerder.
3.5.3 Procedure bij een brandalarm
1. Druk op
om de akoestische signalen van het brandmeldsysteem en het nevenpaneel
uit te schakelen. De rode
van een alarm in de uitgestelde fase begint het brandmeldsysteem de tijd af te tellen om
te controleren of er daadwerkelijk brand is. Als u het alarm niet binnen deze tijd reset,
wordt het directe alarm aangegeven.
2. Controleer op het Lcd-display van het brandmeldsysteem/nevenpaneel in welke
detectiezone het alarm is gegenereerd (zie: "Brandalarmconditie" p. 8).
3. Ga naar de ruimte (de zone) waar het alarm werd gegenereerd om het gevaar te
verifiëren.
4. Ga in geval van brand te werk volgens de brandinstructies voor de beveiligde ruimte.
.
cursor toont het submenu "Alarmen".
cursor toont de functie "Informatie".
toets. De
of
. U krijgt informatie over de firmwareversie van het
led BRAND gaat aan (stopt met knipperen). In het geval
ACSP-402
SATEL
cursor toont het huidige