Nauwkeurigheidscontrole
Verticale loodpunten
Controle van de nauwkeurigheid van het boven-
ste loodpunt:
Zet de lockschakelaar in de stand vrij. (zie
pas
lock). Stel het instrument op een statief of
wandmontagebeugel op in de buurt van punt A1
en op een minimale afstand van 1.5 m vanaf B1.
De horizontale laser is uitgelijnd in richting 1. Mar-
keer de laserpunten A1 en B1 met een speld.
Controle van de nauwkeurigheid van het onder-
ste loodpunt:
Leica Lino P5
Draai het instrument 180° zodat het in de richting
2 kijkt tegenover 1. Verplaats het instrument
zodat de laserstraal exact op punt A1 valt. Als de
afstand tussen punt B1 en B2 niet groter is dan 2
mm, dan is de Leica Lino L4P1 binnen de tole-
ranties.
Neem contact op met uw plaatselijke leve-
rancier of geautoriseerde Leica Geo-
systems dealer, als de laser buiten
toleranties is.
Water-
14