Storingen
Het wasmiddel uit het
bakje I wordt niet
ingespoeld.
Het water in de
trommel is niet te zien.
Het sop wordt niet
volledig afgepompt.
volledig afgepompt.
Er loopt water onder
het apparaat uit.
het apparaat uit.
Er komt schuim uit de
wasmiddellade.
Het :-symbool wordt
getoond wanneer de
getoond wanneer de
overdosering
wasmiddel wordt
gedetecteerd.
Het wasgoed werd niet
goed gecentrifugeerd.
Geen goed
Geen goed
centrifugeerresultaat.
centrifugeerresultaat.
Meermaals aanloop
centrifugeren.
50
Oorzaak
Programma zonder voorwas
gekozen.
Niets aan de hand.
Het water bevindt zich onderin en is daardoor niet te zien.
Vreemde voorwerpen blokkeren
de pomp.
Er werd erg pluizend wasgoed
gewassen. Afvoerpijp of
afvoerslang verstopt.
De schroefkoppeling van de
toevoerslang lekt.
De afvoerslang lekt.
Er is te veel wasmiddel gebruikt of
een wasmiddel dat niet geschikt is
voor de wasmachine.
Grote stukken wasgoed zijn in elkaar
gerold en niet gelijkmatig in de
trommel verdeeld.
Om veiligheidsredenen werd het
centrifugeren met hoog toerental
automatisch verhinderd.
Laag centrifugetoerental geselecteerd.
Programma Spoelen of Centrifugeren B gekozen lager
centrifugetoerental, zie blz. 25.
Niets aan de hand.
Het onbalans controlesysteem probeert de onbalans op te heffen door
meermaals aanloop centrifugeren.
Advies
Een programma met voorwas kiezen.
Pomp schoonmaken, zie blz. 45.
Afvoerpijp en/of afvoerslang
schoonmaken.
Schroefkoppeling vastdraaien.
Afvoerslang vervangen.
1 eetlepel wasverzachter met
½ liter water aanlengen en in
wasmiddelbakje II van de
wasmiddellade gieten.
Bij de volgende was minder
wasmiddel gebruiken, resp. een
wasmiddel gebruiken dat geschikt
is voor de wasmachine.
Niet alleen grote stukken wasgoed in
de trommel doen.